Een schitterende dag

Het was een schitterende dag. Niet dat iedereen de hele dag lachte, of zelfs maar glimlachte, en in het dorp Middelie liep een zware hond met aan zijn achterpoot grote gezwellen waarvan de helft bloedde. Veel was dus normaal, maar het licht schitterde. Aan de berken blikkerde bladgoud, in de bermen lag goud en goud waaide over wegen.
Ik kwam aan het meer, ook het riet was goud, en het water kleurde koperroest.
Ik moest aan vroeger denken. Ik denk ook wel eens aan later, maar makkelijker vind ik het te denken aan de tijd dat ik nog leefde. Alles om heen had dezelfde kleuren als wanneer we vroeger de laatste tocht met de boot maakten, om die op de wal te trekken.
Een zee van bij elkaar gekomen meerkoeten lag op het water. Zoveel dat de wind ertussen geen rimpeling meer maken kon. De zwarte vogels weerspiegelden in het water waarmee ze zich voor het laatst in het seizoen vermenigvuldigden.
Als de boot eenmaal op de wal lag en het al ging schemeren, werden boven ons de spreeuwen magnetisch. Zwijgend luisterden we naar de momenten dat 11002 spreeuwen opeens omkeerden en 22004 vleugels prfft deden.
Ergens was een houtkachel aangestoken.
Het licht verdween en ik dacht dat de schittering nooit meer te zien zou zijn.
35 jaar later is die er nog steeds. Maar over 2 weken, wanneer de bladeren geen kleur meer hebben, zal die er niet meer zijn. Zelfs al lacht iedereen dan de hele dag en is de hond in Middelie genezen.
Pas over een jaar weer, en ook over 35 jaar weer, wanneer er boten op de wal getrokken worden en meerkoeten zich verzamelen.
Eigenlijk is aan later denken helemaal zo moeilijk niet.