Een vlinder op de vloer

Er ligt een vlinder op de vloer. Niet ver van de openstaande deur. Hij kwam de kamer ingedwarreld en viel dood neer. Ik was er niet bij. Niemand. Alleen de vlinder, en de dood. Ja die was er ook bij.
Het was een mooi voorjaar, toen werd de zomer nog mooier en daarna werd het slecht. Nu is het nazomer en valt de vlinder neer. Jammer.
De schemerwind strijkt over de vloer. Ik schrik, de vlinder lijkt op te fladderen, maar hij slaat alleen om, als een bladzijde van een boek dat open ligt in een tuin. De vlinder slaat weer om.
De wind bladert heen en weer, van zomer naar herfst, terug naar de zomer. Van dag naar nacht. Naar dag. Heen en weer van leven naar dood, en terug naar leven.
Het is zo’n avond waarop de wind gaat liggen. We zullen zien. September, altijd mooi. Een beetje dromerig bladeren.