Ik mis opeens mijn trompet

Ergens tussen de slapende kranen in de haven en de donkere lichtmasten van het FC St Pauli-stadion in mis ik opeens mijn trompet. De straten glimmen na een donkere dag. Wat zou het nu even fijn zijn om mijn buik, mijn lippen, de toeter en de lucht te laten trillen.
Drie dagen geleden liep ik bij Muller in de Raadhuisstraat binnen en vroeg naar dempers.
Wat wil je? Vroeg de man.
Miles, zei ik.
Natuurlijk.
Het wordt tijd, zei ik. Na anderhalve week wil ik eindelijk als Miles klinken.
Deze, hij haalde een demper uit de kast.
Gegarandeerd?
Gegarandeerd.
Ik draaide het ding in mijn handen rond.
Of wil je het nog proberen?
Hij pakte een gouden trompet uit de etalage, er bungelde een kaartje aan met 169,00.
De man drukte de demper in het instrument en zei: geneer je niet.
Ik blies, zo hoog en schel mijn lippen het toelieten.
De man ging ondertussen naar achteren. En ik vroeg me in de verlaten winkel af of ik als Miles klonk.
Een jongere man kwam toen van achteren de winkel in.
Je komt kijken omdat je zeker dacht dat hij opgestaan was uit de doden? glimlachte ik.
Nou, we zeiden achter dat ze de waterleiding weer aan het doorblazen waren. Nee hoor, het was beter.
Miles had natuurlijk ook een minder goede trompet. Ik legde het ding op de toonbank.
Vroeger kwam Chet hier altijd, zei hij. Die kocht dan een oost-duitse trompet van 300 gulden en verkocht die s avonds voor dik geld aan iemand uit het publiek. Maar ja, Chet kon ieder instrument goed laten klinken. Dan stond hij hier, hij wees op de plek vlak achter me, voor de vitrinekast met koperblazers, en dan viel hij terplekke in slaap. Zwaar leven, he. Ja, ik werkte hier toen nog niet, hoor.
We praatten nog even door en bleken behalve Chet en Miles nog meer gezamelijke kennisen te hebben van verweg en ver terug.
En nu ik door de straten aan de haven slenter in een stad waar ik niemand ken, mis ik mijn trompet. Even de lucht laten trillen. Zonder woorden spreken met niemand in het bijzonder.