In het midden

Kun je voor of achter een stadje staan, als daar de Televisietoren staat? Sta je dan niet in het midden? De gedachte gaat even door me heen wanneer ik op een splitsing aan de rand van Hilversum met de telefoon in de hand sta, om mijn route te bepalen. Er is geen 3G. Er is ook nauwelijks licht. De drie wegen die op de splitsing uitkomen hebben zich een weg door dichte bossen gebaand.
Een man stopt naast me. Hij zit op een Gazelle van hetzelfde type als de laatste fiets van mijn moeder. Hij draagt een kaki-kleurige petje, een dikke bril, en als hij begint te praten, blijken zijn tanden rommelige stompen te zijn.
Zestig kilometer, dat is mijn verste, zegt hij. Als kind dacht ik eens dat ik in drie dagen wel naar Antwerpen kon fietsen. Ik ben weg gegaan maar toen stond ik drie dagen later in het dorpje van St. Bernadette in de Pyreneeën. Dat was iets verder. Nee, dat klopt ik was geen kind meer. En ik was met de Thalys. Het dorpje van Sint Bernadette van Mieke Telkamp, kent u dat?
Ik zeg dat ik Mieke Telkamp ken, maar dat lied niet.
Toen had je veel leuke Nederlandse liedjes. De kat van ome Willem.
Cocktail Trio, was het niet?
U zegt het… Domme Sammy.
Ramses Shaffy.
Ja, die had je ook… De nonnen van St. Bernadette hebben me gered. Ik ben decennialang ziek geweest. Nu ben ik weer gezond. Nou ja, ik heb nog kanker, maar dat is het minste. Het zit overal, al veertig jaar. Sinds vijf jaar eet ik alleen goed wit- en bruinbrood, met honing en melk. Verder mag ik niets.
Van wie niet?
Van mezelf. Ik neem nog wel vitaminepillen, VP noem ik die. Mijn zuster verstrekt die. Televisiekijken mag ik ook niet meer.
Ook van uzelf?
Ik mag niet staren. De kanker zit ook in mijn ogen. Maar ik zie beter dan ooit. Weet u, ik geniet volop. Ik doe zelf mijn eigen huis en ik fiets iedere dag. Ik had geen gemakkelijke jeugd, maar het gaat beter dan ooit.
Boven de boomtoppen uit, zie ik de Televisietoren de lucht in prikken. Vanaf daar worden aanhoudend signalen over ons heen gejaagd: mensen die zich afvragen hoe het nu verder gaat, een doelpunt, een bos waar iemand gevonden wordt, en kind dat een lied zingt als een volwassene.
De zon breekt door, hij schijnt op uw gezicht, zegt hij dan. Om ons heen warrelen vale vlekken over de grond.
Hij kijkt op zijn horloge: Elf uur geweest. Toen ik hierheen fietste, dacht ik al dat dit een mooie plek zou zijn om om elf uur te staan, of net even na elven.
U had gelijk.
Ik ga verder. Ik wens u een fijne sportdag.
Hij rijdt weg en roept achterom kijkend: O ja, broccolisoep, dat eet ik ook. Iedere dag, maar het verveelt nooit.
Terwijl ik naar huis fiets, spelen zijn woorden steeds door mijn hoofd: een mooie plek om om elf uur te staan. Of even na elven.
De televisietoren kan spuwen wat die wil, maar wij stonden op een mooie plek. Middenin. Zo middenin dat alles over ons heen vloog zonder dat we iets misten. Even na elven.