Er is een stukje dat ik had moeten schrijven. Dat stukje is er dus niet. En toch. Ik schreef het in mijn hoofd. Soms gebeurt dat. Je staat ergens, er zijn dingen om je heen, niet dat er iets gebeurt, en in het hoofd begint een typemachine een stukje te schrijven. Soms pak ik dan mijn telefoontoestel en schrijven mijn vingers mee. Soms ook niet. Dat is niet erg, maar het blijft me dwars zitten dat ik het laatst niet deed. Zo is er dus een stukje dat ik had moeten schrijven.
Het was eind februari en het ging zo:
Van winterklaar maken heb ik nooit iets begrepen. Het kan komen doordat ik weinig van tuinieren weet, maar ik denk dat het vooral komt omdat ik geen afmaker ben.
Ik sta in de tuin en gooi de resten van het vorige groeiseizoen op een hoop. Het is geen afmaken, maar het is beginnen.
Niet dat het vanmiddag al voorjaar is, nee, vanmiddag wordt het voorjaar. Als longen die leeggezucht zijn, net voor een nieuwe ademhaling. Het moment dat er een zwaan aan het oude riet begint te trekken. De zwaan is nog bruinig, die heeft net zijn eerste winter gehad en het viel wel mee, maar toch fijn dat het zo’n middag is. Met een soort sabbelen zoekt de snavel vastigheid aan het riet en dan doet de hals een vinnige ruk. Het klinkt een beetje zoals het losrukken van de brandnetels die nu achter me op de hoop liggen.
Ik ga op het bankje zitten, vlak bij het riet, de zwaan gaat onverstoorbaar door. Kijk, zeg ik tegen zoon P die de tuin in komt lopen, deze waaide hier vorig jaar als kuiken langs. P draait zich zwijgend om, en dat hoort erbij.
De zwaan sabbelt en scheurt door. In hem lijkt een drift zonder haast. Ja, het is hetzelfde als in mij. Het is niet dat het voorjaar is, maar dat het voorjaar wordt. Er komen er ieder jaar maar een paar middagen van, meestal zijn het zelfs maar halve middagen, soms is het maar een uur, dat de kille wind rimpels op het water blaast en de lage zon er een blauwe gloed op legt nadat de winter het maanden had laten roesten, en ergens anders begint het lange maar doodse gras te bewegen en te glanzen. Een scholekster roept iets.
Ik zou mee willen schrijven, maar het is er te kort voor. Juist de dingen waarin geen en-toen en-toen is, kosten de meeste woorden. En juist daarom wil ik nadien dat ik meegeschreven had.
Ja, zo gaat het.
En nu is het al april en ik weet niet wat zich nu aan gaat dienen waarvoor het nog te vroeg is en wat te kort is om mee te schrijven. We moeten deze dingen maar zien en ze onthouden.